Horizontaal Gestuurde Boringen

Allereerst wordt er een pilootboring uitgevoerd, waarbij een put wordt gegraven aan het begin en het einde van het boortraject, bekend als de intredeput en de uittredeput.

Het echte boren begint nadat de pilootboring is voltooid. Een holle boorleiding, uitgerust met een stuurplaat, begint vanaf de intredeput langs het vooraf bepaalde traject te boren.

Tijdens het boren worden de wanden van het boorgat direct waterdicht gemaakt met een mengeling van water en bentoniet, terwijl overtollige grond wordt afgevoerd om instortingsgevaar te voorkomen.

Eenmaal aangekomen bij de uittredeput begint de tweede fase, waarbij het boorgat wordt verruimd. De boorleiding wordt voorzien van een ruimere boorkop en beweegt heen en weer door de boortunnel, soms met een steeds grotere boorkop totdat de gewenste diameter is bereikt. Vervolgens wordt de leiding of buis aan de verruimer gekoppeld en door de boortunnel getrokken.